download pdf

PARALLEL

 

FRED POLLACK

MAURITS VAN PUTTEN

GREG QUE

 

 

11 september t/m 15 oktober

 

De titel van de expositie verwijst enerzijds naar het feit dat de drie deelnemende kunstenaars gelijktijdig in K09 hun werk laten zien en anderzijds naar de inhoudelijke overeenkomsten in hun werk.

Bij Greg Que speelt het begrip ‘parallelliteit’ een centrale rol in het werk. In ruimtelijke installaties worden elementen uit of van een ruimte gespiegeld, verplaatst, in andere materialen verdubbeld enzovoorts. Het begrip ‘parallelliteit’ komt uit de Natuurwetenschappen en met name uit theoretische gedachten omtrent het ontstaan en ontwikkeling van het heelal, waarbij soms wordt aangenomen dat er weliswaar een eindig, maar toch een onvoorstelbare hoeveelheid parallelle universa - zo’n 10 tot de macht 500 - mogelijk zouden zijn. Sommige daarvan zouden vrijwel identiek zijn aan de onze met kleine variaties. Zo zou het zelfs mogelijk zijn dat een ieder van u in een parallel universum rondloopt met bijvoorbeeld een andere baan of een andere partner.

Greg Que verbeeldt dergelijke variaties op zijn eigen wijze, In K09 heeft hij daarvoor onder meer de buitenmuur, de patronen daarvan, de ramen en elementen als de gebeeldhouwde hoofdjes die als ornamenten aan de buitengevel zijn aangebracht in ander materiaal verplaatst naar de kleine ruimte. Het geheel is als het ware een ontdekkingstocht naar overeenkomsten en parallellen.

 

Parallelle universa hangen ook samen met de veronderstelling dat het aantal dimensies waarin we onze dagelijkse omgeving herkennen een zeer beperkt beeld geeft van hoe het werkelijk zou kunnen zijn. De ruimte wordt door ons gezien in drie dimensies en de tijd ontwikkeld zich, naar ons idee, volgens een vast stramien. In de natuurwetenschappen wordt echter verondersteld dat het aantal dimensies veel groter is dan wij waarnemen. Mogelijk zouden er zelfs wel elf dimensies zijn, waar we in onze beperktheid geen voorstelling van kunnen maken.

Zo is ook het begrip ‘tijd’ daarin een mateloos complexer aangelegenheid dan we veronderstellen. In de beeldende kunst is het mogelijk aangelegenheden met elkaar te verbinden, te veranderen of suggestief aan elkaar te relateren op manieren die normaliter niet mogelijk zouden zijn. In het werk van Maurits van Putten worden vaak dergelijke verbanden gelegd. Zaken uit verschillende tijden worden in een beeld bij elkaar gebracht of illusies van onmogelijkheden worden verbeeld. Zoals dat ook door Escher werd gedaan bijvoorbeeld in afbeeldingen waarin een vis tegelijk een vogel kon zijn of een voorkant gelijktijdig een achterkant van iets. Op zijn beurt gebruikt Maurits van Putten elementen uit het werk van Escher weer voor eigen verbeeldingen, in combinatie met fenomenen uit het verleden of een veronderstelde toekomst. In dit verband is het wel voorstelbaar dat Maurits inmiddels ook aan een studie Geschiedenis aan de RUG is begonnen.

 

Over de beperktheid van ons eigen bestaan, gevangen in de ons bekende dimensies zijn wat metaforen bekend. Zo is er de wereld van de platwezens. Wezens die slechts 2 dimensies kennen: lengte en breedte en geen hoogte of diepte. Boven of onder hen kan zich een wereld bevinden waar ze absoluut geen weet van kunnen hebben. Dit kunnen evenzo weer platwezens zijn, gevangen in dezelfde 2 dimensies, enzovoorts, een stapeling van werelden die zich zonder noemenswaardige ruimte naast elkaar bevinden zonder enige connectie of kennis omtrent elkaars bestaan.

Op een andere manier verwoordde ook Plato in de Griekse Oudheid deze beperktheid met de metafoor van de grot. Mensen gevangen in een grot, zonder enige bewegingsvrijheid die de wereld buiten de grot alleen kennen als schaduwen op de achterwand van deze grot. Voor hen bestaat de wereld buiten de grot slechts uit zwarte en platte, van links naar rechts of van rechts naar links bewegende vormen, zonder enige notie te hebben omtrent de betekenis ervan.

De relatie met het werk van Fred Pollack moge duidelijk zijn. Men ziet schilderijen met vaak zwarte organische of strakkere vormen die sterk doen denken aan schaduwen van meer of minder bekende voorwerpen. Soms doen ze denken aan plantvormen en op andere momenten aan platgeslagen uitsneden van industrieel materiaal. Evenals dat bij de grotbewoners van Plato het geval is kan men als beschouwer van het werk slechts gissen naar de betekenis.

 

Alledrie de kunstenaars houden zich bezig met vragen over ruimte en tijd. Met de vraag of alles wel zo eenduidig en vanzelfsprekend lijkt als het is. Vragen die heden ten dage een zekere urgentie hebben, omdat naar onze mening, de mensen in de huidige maatschappij steeds meer gemodelleerd worden tot eendimensionale wezens. met de wetten van het ‘marktisme’ en de ‘grote getallen’ als wegwijzers voor platheid en uniformiteit.

 

 

Joke Vos/Jacob van der Veen,

september 2011

www.fredpollack.nl
www.mauritsvanputten.com
www.gregque.nl